Westlandse
Bedevaarten
Steun ons

Waar ligt de oorsprong van 'jubeljaren'?

Geplaatst op: 15 april 2025

De traditie van Jubeljaren gaat terug tot het Oude Testament. De joodse wet van Mozes (Thora) schrijft voor om elk zevende jaar een sabbatjaar te houden. Dit was gerelateerd aan de agrarische samenleving van destijds: zes jaar werden de akkers bebouwd en in het zevende jaar bleef de grond braak liggen om tot rust te laten komen. Het zevende jaar was ook het moment om schulden kwijt te schelden. Na zeven keer zeven jaar (= 49) volgde in het vijftigste jaar een Jubeljaar. “Dat vijftigste jaar moet een heilig jaar zijn: dan moet u in het land afkondigen dat alle bewoners hun slaven vrijlaten. Het moet een jobeljaar voor u zijn,” lezen we in het Oude Testament (Leviticus 25,10). Het was een jaar om gronden aan de oorspronkelijke eigenaar terug te geven en om slaven vrij te laten.

Een ‘jobel’ of ‘yobel’ is het Hebreeuwse woord voor de ramshoorn, waarmee in het oude Israël een ‘jobeljaar’ werd aangekondigd. Ons woord Jubeljaar is hiervan afgeleid. Het heeft dus niets met het werkwoord jubelen te maken. In de Middeleeuwen is de oude traditie van joodse jubeljaren door de katholieke Kerk overgenomen. Het eerste Heilig Jaar werd in 1300 uitgeroepen door paus Bonifatisus VIII. Sindsdien vinden ze regelmatig plaats. Eerst om de 50 jaar, later om de 33 jaar en sinds 1470 om de 25 jaar. De kern is nog steeds hetzelfde als in het oude jodendom: het is een jaar om schoon schip te maken, om schulden kwijt te schelden en ook om eigen fouten onder ogen te zien en opnieuw te beginnen.



<< Terug naar het nieuwsoverzicht